Een goede en regelmatige uitloop wordt bereikt wanneer de planten op het tijdstip van toppen goed groeien. In de regel wordt de eerste keer getopt op twee bladparen en de tweede keer op één bladpaar. Bij toppen op meer bladparen kan de gewenste eindhoogte gemakkelijk worden overschreden. Bij het toppen worden het groeipunt en een deel van de bladeren verwijderd. Om na het toppen de uitloop van alle knoppen in de bladoksels te bevorderen moet er regelmatig bevochtigd worden. Bij een hogere luchtvochtigheid blijven de groeipunten dan voldoende zacht.