Algemeen wordt aangenomen dat de knoppen tenminste stadium 6 bereikt moeten hebben voordat de planten een koelbehandeling ondergaan. Het starttijdstip en verloop van de aanleg en uitgroei van de bloemknoppen in de nazomer en herfst is zeer sterk afhankelijk van het temperatuurregime gedurende deze periode. Doordat deze teelt gedurende de knopvormende fase op het buitenveld plaatsvindt en het temperatuurregime sterk weersafhankelijk en niet beïnvloedbaar is, is ook de knopvorming in de huidige teeltwijze slechts beperkt te reguleren. Daarom is het voor de knopvorming van groot belang dat eerder genoemde teeltmaatregelen als het tijdstip van de laatste maal toppen en de bemestingsstrategie gedurende de teelt zodanig uit te voeren dat bij de gegeven natuurlijke temperaturen de planten in de juiste conditie zijn om knoppen te vormen. Een vuistregel is dat de planten in de 3e –4e week van juni voor de laatste maal getopt moeten worden. In de praktijk worden sommige rassen tot in juli voor de laatste maal getopt. Zo zullen de planten/scheuten voldoende bladeren moeten hebben en daarmee over voldoende reserves moeten beschikken om een bloeiwijze aan te leggen. Een verminderde stikstofgift en meer kalium gedurende de periode van knopaanleg bevordert de overgang van het vegetatieve naar het generatieve stadium.